Ben Tiggelaar. Al jarenlang schrijft hij elke zaterdag een column over management en leiderschap in NRC. Niet elke column is even verrassend – dat kan ook niet als je elke week iets nieuws moet melden, Youp van ’t Hek lukt dat al jaren niet meer – maar per saldo zijn ze interessant genoeg om ze nooit over te slaan. Het charmante van de stijl van Ben Tiggelaar is dat hij ‘goeroe tegen wil en dank’ is, en dus geen zelfbenoemde, zoals zoveel anderen. Hij toont zich vaak van zijn kwetsbare zijde, hij toont zijn twijfels, onzekerheden en hardnekkige eigenschappen en is voortdurend op zoek naar wat inzichten van anderen voor meerwaarde hebben, in plaats van de betweter uit te hangen en ze steeds te overtreffen met de eigen superieure inzichten. Mooie eigenschap, mooie stijl. En volgens mij ook de enige manier om elke organisatievraag steeds opnieuw onbevangen en met een positieve grondhouding tegemoet te treden, om op zoek te gaan naar wat er wèl beter kan en organisaties daarvoor concrete handvatten te bieden.
Afgelopen zaterdag kreeg zijn column de titel ‘Het einde van de klassieke consultant’ mee. Hij betoogt dat de advieswereld bijna ongemerkt, maar onomkeerbaar op zijn kop wordt gezet. Daar waar voorheen veel organisatievragen door externen werden beantwoord, pakken veel organisaties dat inmiddels met eigen mensen op. Volgens Tiggelaar wordt dit bevestigd door een artikel uit Harvard Business Review. Dit onderzoek wijst op drie onderliggende ontwikkelingen: door toepassing van nieuwe technologie kunnen organisaties gemakkelijker hun eigen analyses maken, door de ontwikkeling en diversiteit van het aanbod aan freelancers, die vaak tijdelijk aan de organisatie worden toegevoegd en door de opkomst van kleine, sterk gespecialiseerde bureaus.
Na lezing hiervan werd mij ineens duidelijk wat Tiggelaar verstaat onder de ‘klassieke’ consultant: de grote adviessupermarkten met hun partnerstructuur. Dat werd nog duidelijker toen hij aan het slot van zijn column nog een andere onderzoeker aanhaalde, een zekere Pat Lynes. Uit onderzoek was gebleken dat deze categorie consultants door veel opdrachtgevers doodeenvoudig niet wordt vertrouwd. Deze consultants zijn in de eerste plaats bezig met ‘landing and expanding’, dus met jagen op opdrachten en omzet. Het gaan hen om de eigen business, niet om die van hun opdrachtgevers. Kennelijk zijn ze er jaren mee weggekomen, maar uiteindelijk komt elk niet duurzaam verdienmodel een keer aan het einde van zijn levenscyclus. Nu is de klassieke advieswereld kennelijk aan de beurt, die ik op basis van integriteit en deskundigheid overigens beslist niet over één kam zou willen scheren zoals onvermijdelijk is in een column met een gemaximeerd aantal woorden.
Het zou wel erg gemakkelijk zijn om nu te beweren dat wij van Tien echt heel anders zijn dan de ‘klassieke consultant’ van Ben Tiggelaar. Dus laat ik het maar bij het noemen van enkele feiten die ons onderscheiden van de klassieke consultants. Wij zijn met z’n dertienen. Niet groot dus, maar gelukkig groot genoeg om elkaar te kennen, te inspireren en scherp te houden. We kennen geen partnerpiramide. Daarmee bedoel ik dat we niet bezig zijn met het creëren van financiële waarde, maar het laten bij het verwerven van een inkomen. We zijn er dus ook niet op gericht om zo veel mogelijk uren van – vaak minder ervaren – medewerkers te verkopen. Elke collega is in staat om zichzelf van werk te voorzien. Meer werk binnenhalen dan we aankunnen, gaat alleen maar ten koste van onze kwaliteit en arbeidsvreugde. En tenslotte: in onze werkwijze voegen wij ons naar de behoefte van onze opdrachtgever: soms maken wij tijdelijk onderdeel uit van zijn organisatie, soms belichamen wij de kritische blik van buiten en soms vervullen wij de rol van superspecialist. En als we denken dat andere partijen het beter kunnen, doen we het gewoon niet. Dus zonder dat we het ons echt realiseerden, zijn we eigenlijk hypermodern.
Maar zoals ik al zei, ik wil niet preken voor eigen parochie. Het zijn vooral mijn enthousiasme en trots over onze club die mij tot deze bespiegeling hebben aangezet. Met dank aan de altijd prikkelende woorden van Ben Tiggelaar.