Skip to content

Crisis en bureaucratie: gezworen vijanden?

Crisis en bureaucratie: gezworen vijanden?

In maart vielen we ineens een oorlog binnen, een oorlog op nog geen etmaal rijden van ons land. En hoe omstreden of hoe onvoorzien het dan ook mocht zijn, meteen stond menigeen klaar om hulp te bieden en zelfs een deel van zijn of haar woning beschikbaar te stellen voor de opvang van Oekraïense vluchtelingen. Zo belandde ook ik van de een op de andere dag in een ‘oorlogssituatie’. Een collega vroeg of ik bereid was om deel te nemen aan een initiatief van Softtulip. Softtulip is een partnerschap tussen een aantal grote zorgorganisaties uit Nederland met collega-organisaties in Oekraïne. Doel is kennisoverdracht en ontwikkeling gericht op mensen met een beperking. Niet zo verwonderlijk dus dat bij het uitbreken van de oorlog meteen de vraag werd gesteld: ‘kan Nederland wat voor ons betekenen?’. Voordat ik het wist was ik projectmanager van het Platform Softtulip for Ukraine. Met een klein team zijn we op zoek gegaan naar lege locaties van zorgorganisaties waarin groepen kwetsbare ontheemden met beperkingen en hun mantelzorgers konden worden ondergebracht. Vervolgens hebben we een luchtbrug gebouwd tussen Oekraïne en Nederland. Van begin af aan was duidelijk wat we wel en niet konden bieden: als platform leveren we geen zorg, maar richten we ons op het vinden van leegstaande locaties die geëquipeerd zijn voor de kwetsbare doelgroep. De zorg zelf zou zoveel mogelijk door de mantelzorgers moeten worden verleend. Zestien zorgorganisaties boden locaties aan en in samenspraak met gemeenten, zorgorganisaties en waar nodig veiligheidsregio’s hebben we binnen 2 maanden voor ruim 400 mensen onderdak kunnen regelen.

Als organisatieadviseur met veel ervaring in de langdurige zorg maakte ik wederom mee waar de zorg zo goed in is. Er is crisis, dus wij, zorgverleners, gaan handelen. Locaties werden binnen 1 à 2 weken bewoonbaar gemaakt, vrijwilligers hielpen met aankleding van de locaties en binnen enkele dagen kwamen de eerste bussen aan. Flexibiliteit was – en is – het toverwoord. Dachten we dat het net allemaal ingeregeld was, kon het tien minuten later volledig anders zijn: groepen gingen uiteindelijk naar een ander land, of kwamen in plaats van rond het middaguur ‘zo maar’ midden in de nacht aan. Met veel bewondering zagen we de medewerkers van zorgorganisaties, toch al zwaar belast met hun gewone werk, zich steeds weer in allerlei bochten wringen om de mensen zo goed mogelijk op te vangen.

En hoe schrijnend de situatie ook was na een lange reis met veel ontberingen – met lange sanitaire stops, want mensen met een beperking gaan nu eenmaal niet even snel naar het toilet – bij aankomst was er niets dan dankbaarheid voor de veilige omgeving waarin men tot rust kon komen. Huis en haard, en voor vrouwen in veel gevallen ook de partner, hadden zij in allerijl verlaten, met niet meer dan een klein koffertje en een soort van buggy’s die voor rolstoelen door moesten gaan.

Als regieteam waren we zo druk met al het regelwerk dat we pas na twee maanden tijd konden vinden om op locatiebezoek te gaan. Onze motivatie om met ons werk door te gaan, werd daardoor alleen maar groter. We troffen een warme en hartelijke sfeer, men kookte zelf en de onderlinge zorg en aandacht waren prachtig. Maar ook zagen we een grote, grotendeels onvervulde behoefte aan professionele zorg. Jonge kinderen hebben revalidatie nodig, anders stagneert hun ontwikkeling, maar ook voor ouderen in een rolstoel is zorg of revalidatie noodzakelijk. Met alleen opvang, hoe goed en warm ook, zeker voor deze doelgroep, kan niet worden volstaan.

Alleen altruïsme, hoe belangrijk ook, blijkt daarvoor niet genoeg. Vrijwilligers en zorgmedewerkers op locatie besteden steeds meer tijd aan de ondoorgrondelijke systeemwereld van Nederland en worstelen dagelijks met de taaiheid en ondoorzichtigheid ervan. En in de wirwar van de regelgeving lijkt niemand meer het antwoord te hebben. Noch gemeenten, noch zorgverzekeraars, noch zorgorganisaties, noch veiligheidsregio’s en, spijtig om te zeggen, noch de landelijke overheid. We houden elkaar vast in de wurggreep van regelgeving en de bereidheid van hulp en opvang stagneert of neemt af. Hoewel nog veel mensen met een beperking opvang en zorg nodig hebben, komen er nauwelijks locaties bij. En als er al geschikte locaties zijn, stuiten we op weerstanden waar het gaat om verantwoordelijkheidsniveaus, financiering en tekorten. Wat we dus zien is dat de ervaring ‘van het kastje naar de muur’ de energie bij de hardwerkende, betrokken zorgverleners, maar ook van welwillende medewerkers van gemeenten en veiligheidsregio’s doet weglekken. En veel erger nog: deze bijzondere groep ontheemden krijgt niet wat zij zo dringend nodig heeft. En zo ontwikkelde ons programmateam vanuit een vliegende start met crisismanagement naar een expert- en coördinatiepunt voor gemeenten, zorgorganisaties, zorgverzekeraars en ja, zelfs voor de landelijke overheid. Een verantwoordelijkheid die ons in de schoot is geworpen omdat partijen hun verantwoordelijkheid nemen, en zeker niet omdat we daartoe geëquipeerd zijn. Door verbinden en het oproepen tot samenwerken doen we wat we kunnen,  maar soms voelt het als dweilen met de kraan open.

Als organisatieadviseur vraag ik mij dan ook bijna dagelijks af hoe ik hierin beland ben. Maar ook ik ben van huis uit zorgverlener, dus ga ik, samen met mijn onverschrokken teamgenoten, onvermoeibaar door. Want bij elke plaatsing die we kunnen realiseren of bij het aanhoren van de mooie verhalen vanuit de locaties voel ik mij een beetje trots. Trots om een kleine bijdrage te kunnen leveren in het leven van hulpbehoevende mensen, wier wereld volledig op de kop is komen te staan.

Aan de muur van mijn kantoor hangt het verzetsgedicht van Remco Campert. Dit gedicht heeft mijn vader gekregen voor zijn werk als verzetsstrijder in de Tweede Wereldoorlog. Het gedicht begint met de mooie zin: ‘Verzet begint niet met grote woorden, maar met kleine daden’ en eindigt met de zin: “jezelf een vraag stellen, daarmee begint verzet… en dan die vraag aan een ander stellen’.

Delen!

Facebook
Twitter
LinkedIn
Email